Geschiedenis Schiphol
13 september 2020Geschiedenis Schiphol
De naam Schiphol komt al voor in een stuk, gedateerd 11 september 1447 (“Sciphol”). De oorsprong van de naam staat niet vast, maar zou verwijzen naar een moerasachtig stuk land waar men hout (Gotisch: ‘scip’) kon halen; naar een bedding voor schepen; of naar de scheepsrampen die juist in deze noordoostelijke hoek van het Haarlemmermeer (“scheeps-hel”) veel voorkwamen omdat die lagerwal was bij de meest voorkomende windrichting.
Een andere verklaring die hier enigszins op aansluit wijst op een oud woord ‘hol’ dat ‘graf’ betekende. Weer een andere theorie zoekt het bij een woord dat verwant is met ‘hal’ (en het Engelse “hall”), wat juist zou duiden op een toevluchtsoord voor schepen in nood, een veilige haven.
Ook kan ‘hol’ nog duiden op een speciaal aangelegde halfronde dijk in de Haarlemmermeer die er van boven uit zag als een hol. Hierachter konden schepen schuilen tijdens noodweer.
Volgens een informatiepaneel nabij Bovenkerk van de Stichting ‘Oud Aalsmeer’ werd ‘t Schipholl voor het eerst in 1447 genoemd: “Vier maden lands liggende in de Aelsmerbanne in Schipholl”. Betekenis: Laaggelegen land waar takken werden gesneden (Scip = afgesneden tak). ‘t Schipholl bestond en bestaat uit de Kleine Poel, het Zwarte Pad, het oeverlanden reservaat en het poldertje van Sloothaak met stadskwekerij. Het gebied behoort waterstaatkundig tot de Buitendijkse Buitenveldertse polder.
Na de noordelijke grenssloot, het voormalige fort en het militaire vliegveld siert nu de nationale luchthaven zich met de naam van dit gebiedje aan de noordoostelijke grens van Aalsmeer: Schiphol. Die naam is dus in de loop der eeuwen enkele kilometers naar het westen verschoven.
Inpoldering
In 1848 werd begonnen met het droogleggen van het Haarlemmermeer, waarmee men in 1852 klaar was. In de noordoostelijke hoek van de nieuwe polder werd een fort gebouwd ter verdediging van de nieuwe polder, dat Fort Schiphol werd genoemd. Het fort lag binnen later aangelegd de ring van forten die de Stelling van Amsterdam vormden.
Militair vliegveld
In april 1916 werd door de minister van Oorlog goedkeuring verleend voor de aankoop van grond in de buurt van het Fort Schiphol om hier, aan de rand van de Stelling van Amsterdam, een militair vliegveld in te richten. In augustus van dat jaar was het terrein van 16,5 hectare geschikt gemaakt om als vliegveld te dienen en waren vier houten loodsen geplaatst.
Op 19 september landden drie vliegtuigen van de LVA op Schiphol, waarmee het vliegterrein in gebruik werd genomen. Het veld bleek al gauw te klein en gedurende de Eerste Wereldoorlog werden aanliggende percelen gevorderd. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog was de oppervlakte van Schiphol toegenomen tot 76 hectare.
Burgerluchtvaart
Toen de Eerste Wereldoorlog voorbij was ging men al gauw post, vracht en zelfs passagiers vervoeren met enigszins verbouwde en afgedankte oorlogsvliegtuigen. Nederland wilde hier natuurlijk ook aan meedoen, en vooral door het toedoen van luitenant-vlieger Albert Plesman werd in oktober 1919 de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën N.V. (KLM) opgericht.
Op 17 mei 1920 opende de KLM haar eerste lijndienst: de luchtlijn Amsterdam-Londen. Schiphol deed dienst als landingsplaats voor Amsterdam. Dat jaar waren er 440 passagiers.
In 1921 werd de accommodatie voor passagiers op Schiphol verbeterd, doordat men de beschikking kreeg over een volledige loods. Er kwamen meer lijndiensten en er kwamen grotere en zwaardere vliegtuigen. Dit leidde af en toe tot problemen, doordat het terrein onvoldoende gedraineerd was, waardoor vliegtuigen vaak uit de modder moesten worden getrokken.
Als militair vliegveld verloor Schiphol aan betekenis, maar voor de burgerluchtvaart werd het vliegveld steeds belangrijker. Op 1 april 1926 werd Schiphol gekocht door de gemeente Amsterdam. De gemeente ging meteen aan de slag: de drainage van het veld en de toegangswegen werden verbeterd.
Er werd een betonnen platform aangelegd van 50 bij 100 meter, en op het in inmiddels tot 30 hectare gegroeide bebouwde gedeelte werden een stationsgebouw en een verkeerstoren gebouwd.
Het stationsgebouw werd geopend in 1928, op tijd voor de Olympische Spelen van datzelfde jaar in Amsterdam, en in mei 1940 door een bombardement verwoest. Een replica van dit gebouw staat sinds 2005 op Aviodrome te Lelystad.
In 1935 werd het landingsterrein vergroot tot driemaal de bestaande oppervlakte en in het nu 180 hectare grote terrein werden 200 kilometer drainagebuizen verwerkt. Er kwam een nachtlandingsinstallatie en er kwamen 4 asfaltbetonnen landingsbanen.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de meidagen van 1940 werd Schiphol door de Duitsers gebombardeerd. Duitse troepen bezetten de luchthaven en breidden het startbanenpatroon verder uit. Ook legden zij een zijlijntje van de Haarlemmermeerspoorlijnen aan naar het vliegveld.
Schiphol werd in de loop van de oorlog verschillende malen gebombardeerd door de geallieerden, en tijdens de laatste oorlogswinter werden er door de Duitsers systematische vernielingen aangebracht. Zij lieten een schijnbaar onbruikbaar vliegveld achter toen zij zich in mei 1945 uit Nederland terugtrokken.
Dankzij hard werken kon op 8 juli al een Douglas DC-3 op Schiphol landen. Een paar maanden later was Schiphol weer helemaal in bedrijf.
Wederopbouw en bloei
De activiteit op Schiphol nam zo snel toe dat het al gauw duidelijk was dat Schiphol te kampen had met ruimtegebrek. Schiphol breidde uit naar het zuiden.
Toen Schiphol weer volop functioneerde werd er achter de schermen een strijd gevoerd: Rotterdam wilde graag een eigen luchthaven. Plesman kwam met een plan voor een centrale luchthaven voor West-Nederland in het zuiden van de Haarlemmermeerpolder bij Burgerveen, maar Amsterdam was daar fel op tegen.
Havenmeester Jan Dellaert presenteerde in die tijd zijn plan voor een tangentieel Schiphol met een centraal gelegen stationsgebouw, aan de andere kant van de Haarlemmermeer, ter hoogte van de Rijksweg Amsterdam-Den Haag.
In 1949 werd door de regering het besluit genomen dat Schiphol de belangrijkste luchthaven van Nederland zou blijven. De toekomst van Schiphol was hiermee verzekerd.
In datzelfde jaar werd het tangentiële systeem door de gemeenteraad van Amsterdam goedgekeurd. Dit vormde de grondslag voor het stedenbouwkundig plan voor Schiphol dat tien jaar later door de minister van Verkeer en Waterstaat werd goedgekeurd.
Weer twee jaar later, in 1961, werd aan de directie van Schiphol het nieuwe ontwerp aangeboden door Ontwerpbureau Stationsgebouw Schiphol. Hieraan namen Marius Duintjer, Architecten en ingenieursbureau ir. F.C. de Weger en de NACO (Nederlands ontwerpbureau voor Luchthavens) deel. Later werd ook de binnenhuisarchitect Kho-Liang-Ie bij het werk betrokken.
Jaren 70
In de jaren ’70 veranderde het soort vliegtuigen dat op Schiphol landde. In plaats van propellervliegtuigen werd gebruik gemaakt van straalvliegtuigen. Deze vliegtuigen waren sneller en konden meer passagiers vervoeren. Hierdoor werd vliegen goedkoper en toegankelijk voor een groter deel van de bevolking.
In 1991 opende koningin Beatrix de nieuwe verkeerstoren, die op dat moment de hoogste verkeerstoren ter wereld was. In de afgelopen jaren is Schiphol nog meer gegroeid. Zo werd in 2003 voor het eerst de vijfde baan in gebruik genomen, de Polderbaan.
Schiphol is op dit moment de vierde drukste luchthaven van Europa en elk jaar wordt weer een groei van het aantal passagiers verwacht.